Tijdens de excursies van de natuurgidsenopleiding is het de bedoeling dat per groep één van de deelnemers een verslag maakt van de wandeling. Deze keer was ik aan de beurt en het leek me leuk om jullie een kijkje achter de schermen te geven. Daarom deel ik hieronder het verslag dat ik van deze wandeling heb geschreven:
Excursieverslag Ossemeer
Thema: Natte voeten
Op zondag 29 oktober 2017 hebben we tijdens de IVN natuurgidsenopleiding een wandeling gelopen door het gebied “Ossemeer” in Oss. Het gebied is de locatie van een voormalig openlucht zwembad, dat in 1934 werd geopend. Lange tijd is dit een populaire zwemgelegenheid geweest, maar in de jaren 60 had het zijn beste tijd wel gehad. Nadat in 1968 een nieuw zwembad werd geopend in de stad, werd het Ossemeer weer terug gegeven aan de natuur. Op sommige plaatsen zijn de sporen van het historisch gebruik nog terug te vinden in het gebied.
We begonnen onze wandeling over een smal paadje dat langs een aantal gegraven poelen leidt. In de poelen zwommen Wilde Eenden, Kuifeenden en Krakeenden. Die laatsten zijn te herkennen aan hun zwarte achterkanten. Hier konden we een stukje van de laatste theorieles over kleuren herhalen: De mannetjes van de eenden zijn namelijk opvallend gekleurd om de vrouwtjes te lokken, terwijl de vrouwtjes juist een goede schutkleur hebben om niet op te vallen tijdens het broeden. We stonden stil bij de Sleedoorn en de Hondsroos, waar we het verschil leerden tussen stekels en doornen. De doornen van de Sleedoorn zijn een verlenging van de tak, terwijl de stekels van de Hondsroos echt op de tak liggen.
We zagen veel planten die van ‘natte voeten’ houden, zoals Wilgen, Zwarte Els en de Gele Lis, een behoorlijk contrast met de droge heide en bossen tijdens de vorige excursie.
Aan de hand van de Hulst leerden we wat de term tweehuizig inhoudt, we speelden wat met het blad van de Rode Kornoelje en zagen de Brandnetelgal.
Wilgen
Aan het einde van de pad staken we over en liepen de Meerdijk op, een zandpad dat aan beide kanten wordt geflankeerd door Knotwilgen. Hier kregen we de opdracht om te kijken wat voor planten groeien in de knotten van deze bomen. Dat bleken er nogal wat te zijn. In korte tijd hadden we een tiental verstekelingen gevonden: Gras, Vlier, Paardenbloem, Berk, Eik, Vogelkers, Braam, Meidoorn, Haagwinde en Varen. Naast deze planten zagen we nog meer organismen die gebruik maken van de Wilg. We vonden een smidse, misschien wel van de Groene Specht die we daar hoorden. We vonden een gal, wellicht de Wilgenbezemgal. En we zagen een Vuurzwam, deze parasitaire houtzwam komt voor op levend en dood loofhout. Met al deze soorten op de Wilg lijkt het wel of iedere wilg zijn eigen ecosysteem ondersteund.
Riet (intermezzo)
Tijdens de wandeling hebben we het veel over riet gehad. Zo hebben we kunnen zien dat riet met alle winden kan meewaaien, omdat de bladeren om de stengel kunnen draaien. We hebben de rietsigaargal en zijn bewoner kunnen bewonderen. En we hebben het verhaal gehoord over de duivelsbeet op de bladeren van het riet. Maar over riet zijn nog veel meer verhalen te vertellen en één van deze verhalen wil ik met jullie delen en dat is de Griekse legende over de panfluit.
De bosgod Pan was tot over zijn oren verliefd op de nimf Syrinx, maar zij wilde niets van hem weten. Op een dag werd Syrinx door Pan achterna gezeten. De nimf rende weg, maar kwam klem te zitten bij de rivier Ladon. Ze bad tot de goden om haar te redden. Het gebed werd verhoord en Syrinx veranderde in een rietstengel. Pan moest opgeven en blies gefrustreerd langs het riet. Hij hoorde dat dit een bepaalde toon gaf. Hij sneed het riet af en maakte er zijn panfluit van. Zo kon hij zijn geliefde nimf nog altijd bespelen. De oude Grieken noemden deze panfluit Syrinx.
(bron: Wikipedia)
Natte voeten
Na een paar honderd meter over de Meerdijk te hebben gelopen was het voor ons ook tijd om natte voeten te krijgen. We liepen het drassige veld in richting de Hertogswetering, waar we met de verrekijker konden genieten van Aalscholvers, Futen, Dodaarzen, Smienten en Meerkoeten. De Dodaars is overigens de kleinste futensoort die in Nederland voorkomt.
In het veld zagen we onder andere de scherpe boterbloem en verschillende libellen, waaronder de mooie Paardenbijter. De paardenbijter bijt geen paarden, maar jaagt op insecten die vaak op paarden en koeien zitten. Hier heeft deze libel zijn naam aan te danken. Ook zagen we een groepje Putters en Sijsjes die zich tegoed deden aan de elzenproppen. Hierna werd het nog natter en konden we zelfs gaan kijken naar waterplanten als Kroos, Waterviolier en Kroosvaren.
We liepen langs het voormalige zwembad, waar we nog enkele zwammen konden bekijken. Hierbij kregen we ook een goede uitleg over het historische gebruik van de Tondelzwam. Na een kleine eindspurt kwamen we bij de parkeerplaats waar de afdeling Oss had gezorgd voor koffie, thee en heerlijk gebak.
Als kleine toegift konden we op weg naar de auto’s nog genieten van een groepje Ooievaars die in een naastgelegen weiland waren neergestreken.
Conclusie
Het Ossemeer is een klein postzegeltje natuur aan de rand van een industrieterrein. Voor een lange wandeling is het nauwelijks geschikt. Ook ligt er veel zwerfafval en wordt het gebied gebruikt als hondenuitlaatplaats. Op het eerste gezicht niet de ideale keuze voor een natuurwandeling. Als je echter verder kijkt dan deze eerste indruk zie een gebied met veel bijzondere soorten, waar zelfs de Das een thuis heeft gevonden.