Afgelopen dinsdag mocht ik weer op pad voor de natuurgidsen opleiding. We hebben het theoriegedeelte van het eerste blok afgesloten en zijn voorzichtig begonnen met het tweede blok.
Afsluiting van het eerste blok
We startten de avond waar we de vorige keer waren gebleven; bij het bladgroen. Fascinerend hoe bomen daarmee omgaan. Bladgroen is namelijk een kostbaar goedje, dat de plant niet zomaar verspilt. Als het herfst wordt haalt de plant het ‘groene goud’ uit de bladeren en slaat het op in de bast en in de knoppen, om het in het voorjaar weer te gebruiken voor de jonge bladeren. En als het groen hierdoor uit de bladeren wegtrekt zie je de andere kleuren die nog in het blad aanwezig zijn, zoals rood en geel.
Na de planten bespraken we hoe dieren aan hun kleur komen. Na de uitvoerige bespreking van de kleuren van planten in de afgelopen lessen kwamen de dieren er een beetje bekaaid vanaf. In een half uurtje tijd werd besproken hoe dieren aan hun kleur komen en waar ze die kleuren voor gebruiken. Jammer dat het maar zo kort was, daar had ik graag nog wel wat meer over geleerd. Misschien is het een leuk onderwerp voor een beetje zelfstudie. Dus als je over een paar maanden een artikel van mij leest over pigmenten of structuurkleuren, dan weet je waar ik de inspiratie vandaan haalde.
Zoek de verwekker
Na de pauze begonnen we met het volgende blok. Met het groepje van de afdeling Veghel kregen we een pak boombladeren en een tray met loepen. De cryptische opdracht was ‘Zoek de verwekker’. Nadat we tijdens de vorige les met microscopen aan de slag zijn geweest voelde dit ook direct aan als een nieuw blok. We kijken niet langer naar de cellen, maar naar een groter geheel. Het is alsof we uitzoomen; van klein naar groot. Misschien dat ze ons over een paar blokken een verrekijker in de hand geven en dat we uiteindelijk, in het laatste blok, het hele landschap te mogen bekijken.
Maar goed, terug naar de les. Toen we de bladeren goed bekeken ontdekten we al snel dat met ieder blad wel iets ‘mis’ was. Er zaten bulten op, er zaten vlekken op, of er waren vraatsporen zichtbaar. Met de opdracht in ons achterhoofd pakten we de loepen ter hand en gingen aan de slag. Al direct zagen we details die we zonder hulpmiddelen zeker hadden gemist. De zwarte puntjes die we eerst afdeden als vliegenpoepjes, bleken gallen, die vast zaten aan het blad. De gele vlekjes bleken pluizige schimmels. En in de bruine vlekken schuilde iets levends. Voorzichtig werden enkele bladeren ontleedt en er bleken kleine larven in te zitten, slechts enkele millimeters groot. Bijzonder om te zien dat een enkel blad een thuis is voor zoveel verschillende soorten. We vonden onder andere schimmels, galverwekkers, bladmineerders en luizen.
Tijdens de volgende les krijgen we te horen wat het leerdoel was van deze opdracht. Het is natuurlijk altijd interessant welke draai de leraar er aan wil geven, maar natuurlijk kun je zelf ook een leerdoel formuleren. Wat ik van deze opdracht heb geleerd is het volgende:
Je kan de planten en dieren in de natuur niet los van elkaar bekijken. Ieder organisme is afhankelijk van andere organismen voor zijn voortbestaan. De natuur is een complex netwerk van elementen die allemaal met elkaar verbonden zijn.
Zo schreef ik onlangs al over de bijzondere samenwerking tussen schimmels en planten. Indirect zijn al die organismen die we op de bladeren hebben gevonden dus ook weer afhankelijk van die schimmels en als je nog een stap verder gaat zijn de vogels die de insecten eten daar ook afhankelijk van. Als één van die schakels weg zou vallen stort het hele ecosysteem in. Vandaar dat de recente berichten over de dramatische afname van insecten ook zo zorgwekkend zijn. (Klik op de link en teken de petitie!)