“Papa, zullen we weer verder lopen?”
Ik kijk op naar mijn jongste dochter die ongeduldig, midden op het bospad staat te drentelen.
“Een momentje, ik heb een heel bijzonder blaadje gevonden, eentje met een mooie gal er op.”
“Alweer één?” verzucht ze. “Je hoeft toch niet naar alle blaadjes te kijken?”
“Nee meisje, ik kom al”
Ik laat de stuitergal voor wat hij is en volg mijn dochter terwijl ze vrolijk van plas naar plas springt.
Sinds ik ben begonnen aan de natuurgidsen opleiding (NGO) loop ik steeds trager door de bossen. Ieder blaadje moet ik bekijken. Zit er een gal op, of misschien een bladmineerder? Is het een zomereik of een wintereik? Hoe verkleuren de bladeren? We hebben nog maar drie theorielessen gehad en nu heb ik al zoveel opgestoken dat ik het bos op een heel andere manier bekijk. Om dat nog eens extra te benadrukken begonnen we de theorieles van afgelopen dinsdag met een herhaling van alles wat we al over bladeren hebben geleerd. Tevens werden een aantal onderwerpen aangestipt die we over enkele maanden zullen behandelen als de thema’s schimmels en insecten aan de beurt komen. Zover is het echter nog niet. Eerst krijgen we nu het blok over seizoenen en overwinteren.
Een beetje vreemd, maar we beginnen het blok overwinteren niet met de bladeren die van de bomen vallen, maar met de naalden die (meestal) de hele winter blijven zitten.
Naaldbomen determineren
Na een korte pauze krijgt iedere groep een doos met takken van diverse soorten dennen en sparren, en een determinatiesleutel. Zonder verdere uitleg worden we aan de slag gezet om alle takken te voorzien van de juiste soortnaam. Het onderscheid tussen dennen-, sparren- en larikstakken is niet heel moeilijk, je kijkt gewoon naar het aantal naalden dat bij elkaar zit. Bij de spar zitten alle naalden apart, dennennaalden zitten met zijn tweeën in een vliezig kokertje en de naalden van de lariks zitten met een heel groepje bij elkaar. Om het gemakkelijk te onthouden even een ezelsbruggetje:
Spar = Solo
Den = Duo
Lariks = Legio
Als eerste krijg ik de tak van een Weymouthden. Deze heeft 5 naalden bij elkaar in een vliezig kokertje. Daarmee blijkt al direct dat het bovenstaande ezelsbruggetje niet altijd klopt. Vervolgens ontvang ik een tak van een spar, dat zie ik direct. Ik volg netje de stappen van het determinatieschema en kom uit bij de sparren. Tot dusver geen probleem, maar bij de volgende vraag begint het: Zijn de takken gegroefd door verlengde voetjes van de naalden? Ehm… Geen idee. Naaldbomen determineren blijkt niet zo gemakkelijk als gedacht. Allereerst moet je jezelf een beetje bekend maken met het jargon, zodat je weet wat er wordt bedoeld. Daarnaast zijn sommige kenmerken alleen met een loep te zien, zodat je ook precies moet weten waar je moet kijken.
Oefenen
Na een tijdje oefenen gaat het steeds beter. Uiteindelijk lukt het ons groepje om bij iedere tak een juiste naam te geven, soms met een beetje hulp. Het doel van de opdracht is om een tiental naaldbomen te kunnen herkennen. Na deze les kom ik nog niet verder dan zes van de naaldbomen die ik op zicht zou kunnen herkennen. Met de tabel erbij haal ik de tien waarschijnlijk wel, maar voordat ik al die kenmerken uit mijn hoofd ken moet ik nog veel oefenen. Dat betekent dus dat ik tijdens mijn volgende boswandeling nog langzamer vooruit kom.