Als de temperaturen weer wat omhoog gaan is het één van de eerste karweitjes die in de tuin moet gebeuren: het gras verticuteren. Ik doe het nog handmatig, met een verticuteerhark. Het is een vermoeiend werk, maar het is de moeite meer dan waard. Bakken vol mos trek ik uit mijn gazon. En daarna een lading kalk er overheen, zodat het mos weg blijft. Het heeft echter weinig zin, want als ik het in de herfst herhaal, trek ik er opnieuw weer een hoop van dat onkruid uit.
Sinds de laatste theorieles van de IVN Natuurgidsen opleiding (NGO) kijk ik er toch een beetje anders tegenaan. Deze les stond namelijk in het teken van mossen.
Wat zijn mossen?
Hoewel er vaak overheen wordt gekeken zijn mossen eigenlijk heel bijzondere planten. Het meest opmerkelijke is nog wel dat mossen geen vaatbundels hebben. Alle andere planten gebruiken vaatbundels om water en voedingsstoffen naar de cellen te transporteren. Mossen kunnen het vocht dat ze nodig hebben rechtstreeks via het bladoppervlak opnemen en vervolgens door de celwanden heen, van de ene cel naar de andere vervoeren.
Door deze opmerkelijke manier van vochttransport hebben mossen ook geen wortels nodig. Wat ze wel hebben zijn rizoïden, dit zijn kleine draadachtige organen waarmee het mos zich hecht aan de ondergrond. Hierdoor kun je mossen vinden op plaatsen waar andere planten zich niet of nauwelijks kunnen vestigen, zoals op boomstammen, rotsen of daken.
Aan dit soort kenmerken kun je duidelijk zien dat mossen vrij rudimentaire planten zijn. Veel van de vroege landplanten die op aarde ontstonden (ongeveer 400 miljoen jaar geleden) zijn dan ook mossen. De vaatplanten zijn hieruit geëvolueerd.
Terug naar de les
Tijdens de les kregen we een lijst van zestien termen en een stuk of tien verschillende mossen. Onze opdracht was om de termen te linken aan één of meerder mossen. Gelukkig hebben we tijdens de vorige praktijkles al een beetje naar mossen gekeken, waardoor sommige termen, zoals sporenkapsel, glashaar en huikje, niet geheel onbekend klonken. Ook konden we het levermos en het zandhaarmos wel herkennen. Maar van de meeste soorten hadden we nog nooit gehoord. We hadden dan ook geen enkel idee of we naar muisjesmos, gedraaid knikmos of het muursterretje keken. En waar zitten in hemelsnaam de broedbekertjes of de peristoomtanden.
Aanvankelijk probeerden we te beredeneren welke term bij welk mos hoorde. Bij enkele exemplaren wilde dat nog wel lukken, omdat de naam van die mossoorten een redelijke beschrijving bevat van zijn uiterlijk. Zo vouwen de bladeren van het haakmos halverwege terug en zijn de sporenkapsels van het gedraaid knikmos ook daadwerkelijk gedraaid en knikken ze naar beneden. Maar toen liepen we al snel vast…
…En dan is Google je beste vriend. Door het zoeken naar afbeeldingen en beschrijvingen op internet lukte het ons om de meeste termen te voorzien van een bijbehorend mos. Toch hadden we de hulp van onze mentoren nodig voor de laatste paar termen en de broodnodige uitleg.
Wordt vervolgd
Het bleek wel dat mossen een lastig onderwerp is. Ook is nog lang niet alles verteld wat we moeten weten over mos. De komende lessen en wandelingen zal er dan ook nog regelmatig aandacht worden besteed aan deze bijzondere plantengroep. Dus zoals ik al vaker heb gezegd: wordt vervolgd!