Een nieuwe theorieles van de IVN Natuurgidsen opleiding (NGO), dus ook weer een nieuwe blog. Ik vermoed echter dat het deze keer geen lange blog zal worden, want ik loop al dagen te denken wat ik er nu eigenlijk over moet schrijven. Het is niet zo dat we weinig gedaan hebben, we zijn de hele avond bezig geweest, maar het is lastig om er een logisch verhaal over te schrijven zonder te vervallen in een opsomming van 24 losse punten en twee uitroeptekens. Aangezien ik geen idee heb hoe ik het anders aan moet pakken ga ik het toch maar gewoon doen. Te beginnen bij de uitroeptekens.
Twee uitroeptekens
Tijdens de afgelopen les zijn we begonnen met de ‘vijf minuten praatjes’. Dit zijn korte stukjes van, hoe kan het ook anders, ongeveer vijf minuten, waarin iedere cursist iets mag vertellen over een onderwerp van zijn keuze, zolang het maar gerelateerd is aan de natuur of de opleiding. Het gaat hierbij om het ontwikkelen van de gidsvaardigheden en het praten voor een groep. Vanaf nu beginnen we iedere les met twee van deze praatjes. De eerste praatjes gingen over de steenuil en over didactiek.
Het is leuk om te horen wat de andere cursisten allemaal bezighoudt, maar het gaat me te ver om de inhoud van alle ‘vijf minuten praatjes’ op mijn blog te delen. Er is één praatje waar ik jullie natuurlijk zeker over ga vertellen en dat is natuurlijk die van mezelf. Deze zal ik op 10 april geven, dus dan horen jullie daar meer over.
24 losse punten
Na de twee uitroeptekens komen we bij de 24 punten, want dat is waar we ons de rest van de avond mee bezig hebben gehouden. Geen theorieles deze keer, maar lekker zelf bezig zijn. Per tweetal kregen we 12 voorwerpen en 12 foto’s. Allemaal sporen van dieren. Aan ons de taak om te bepalen wat voor soort spoor het betrof en welk dier het spoor had achtergelaten. Er zaten veel verschillende sporen bij: vraatsporen, prenten, botresten, uitwerpselen en ga zo maar door. Ik ga jullie echt niet vervelen met een opsomming van alle sporen, maar misschien is het leuk om een paar van de voorwerpen eruit te pikken die je op onderstaande foto kan zien.
- Samengestelde gele bol, links onder: Ik had al direct het idee dat dit een eikapsel was dat je wel eens op het strand kan vinden. Maar een eikapsel waarvan? Van een vis? Van een haai? Nee, dit is het eikapsel van een wulk, een soort zeeslak.
- De twee kersenpitten, geheel midden: Deze kersenpitten waren duidelijk aangevreten, maar waardoor. Met een loep kun je heel mooi de tandafdrukken zien. Hierdoor was het al snel duidelijk dat hier een knaagdier aan de gang was geweest en aan het formaat van de tandafdrukken kon je opmaken dat het een muisje is geweest die zich tegoed heeft gedaan aan het binnenste van de kersenpitten.
- De grijze harige massa, onder de kersenpitten: Velen zullen de braakbal van een uil al wel hebben herkend. Dit soort braakballen bestaan uit de onverteerbare prooiresten die de uilen weer uitspugen. Binnenkort meer over deze interessante voorwerpen.
- Tot slot het oranje kokertje, rechts: Een stuk vuurwerk, met een gaatje er in. Als je goed naar het gaatje keek zag je… helemaal niets. Gewoon een instinker. Dit is een spoor van de mens.
Kijken naar sporen
Als je goed naar de verschillende sporen kijkt en je verstand gebruikt kun je in veel gevallen wel bepalen wat voor dier het spoor heeft achtergelaten. Zo kun je bij uitwerpselen bijvoorbeeld kijken naar de vorm, de kleur en het formaat van de poep. Vaak kun je dan al veel zeggen over de herkomst. Is het donker en glanzend, of zitten er veel organische resten in. Is het een keutel, een drol of een vlaai.
Bij prenten kijk je naar het formaat, de vorm van de prent, de hoeveelheid tenen en de aanwezigheid van nagels. Maar ook de manier van lopen zegt veel over het dier: Staan de afdrukken naast elkaar, of achter elkaar. Allemaal aanwijzingen die je kunnen helpen om te achterhalen van welk dier de pootafdrukken zijn.
Kletspraat
Het thema waar we mee bezig zijn is het overwinteren van dieren. Als je kijkt naar de verschillende sporen kun je zeggen dat de sporen weinig met overwinteren te maken hebben. Die eikapsels van de wulk hebben meer te maken met voortplanting. De braakballen produceren de uilen ook in de zomer. Die haaientand heeft niets te maken met het overwinteren van het dier. De bladmineerder die in dat boomblad heeft gezeten overwintert echt niet in het blad. Dat hele thema is maar kletspraat.
Je kan het ook op een andere manier bekijken. Als de dieren niet te zien zijn, omdat ze winterslaap houden, in diapauze zijn, naar het zuiden zijn getrokken of zich simpelweg verbergen, dan verraden hun sporen nog steeds hun aanwezigheid. Je hoeft de mol niet te zien om de molshoop te herkennen. In de winter herken je de dieren aan hun sporen, net als je de kale boom kan herkennen aan zijn knoppen.
Dacht ik niet veel te kunnen vertellen, maar uiteindelijk toch weer ruim 800 woorden gevuld met kletspraat.