NGO: De bouw van bloemen

Een natuurgidsenopleiding zonder een les over bloemen is als Homer zonder Marge, als Shrek zonder Donkey of als Al zonder Peggy: Het is gewoon niet mogelijk. En afgelopen dinsdag was het zover, we kregen les over de bouw van bloemen. En er is nauwelijks een mooier moment in het jaar te bedenken voor dit onderwerp, aangezien op dit moment veel planten beginnen te bloeien. Dan kunnen we dus meteen naar buiten om alle theorie om te zetten in praktijk.

Paardenstaarten

Voordat het zover was moesten we echter nog eerst het stuk over de cryptogamen afsluiten. Er was namelijk één groep sporenplanten die we nog niet hadden behandeld, en dat was de paardenstaarten. Ook onze leraar wilde blijkbaar graag verder naar de bloemen, want in een hoog tempo gingen we door deze stof heen. Dat is wel begrijpelijk, want in heel Nederland komen nog geen tien soorten paardenstaarten voor.  We kregen een goede uitleg om de drie meest algemene soorten uit elkaar te kunnen houden.

De bouw van bloemen

Na dit voorafje was het tijd voor het hoofdmenu: De bouw van bloemen. Daar is natuurlijk veel over te vertellen, want er zijn vele duizenden soorten bloemen en allemaal zien ze er weer anders uit. Er zijn echter een aantal kenmerken waar de meeste bloemen wel aan voldoen. In de onderstaande doorsnede zijn die onderdelen aangegeven.

De bouw van bloemen
De bouw van bloemen

Het meest opvallende onderdeel van de bloem zijn de kroonbladeren. Dit is het uithangbordje van de bloem, waarop met grote letters staat geschreven: “Bijen, hier moet je zijn!”. Veel bloemen hebben dan ook kleuren die voor bijen en andere bestuivers goed herkenbaar zijn. Hiervoor wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de kleur ultraviolet. Deze kleur is voor mensen niet te zien, maar de meeste dieren kunnen dat wel gewoon zien. Onder de kroonbladeren zitten de kelkbladeren, deze dienen vooral als bescherming wanneer de bloem nog in knop zit. Deze zijn vaak klein en groen gekleurd.

De meeste bloemen zijn tweehuizig, dat wil zeggen dat ze zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen hebben. De mannelijke delen zijn de meeldraden op de helmknop worden de stuifmeelkorrels gevormd die zorgen voor de bestuiving. Die stuifmeelkorrels moeten dus naar het vrouwelijke voortplantingsorgaan worden gebracht, en dat is dus de stamper. De stuifmeelkorrels komen terecht op de stempel, waarna de spermacellen uit de stuifmeelkorrels komen en door de stijl naar het vruchtbeginsel bewegen. Daar bevinden de eicellen zich en kan de bevruchting plaatsvinden.

De praktijk

Dat is natuurlijk een hele leuke theorie, maar de praktijk is heel anders. Want iedere bloem is anders en werkt anders dan dit theoretische model. Iedere plant moet zich aanpassen aan zijn milieu. Hierdoor ontstaan de verschillen in vormen, kleuren en werking van bloemen. Zo zien de bloemen van windbestuivers er alweer heel anders uit dan de bloemen van insectenbestuivers. Sommige bloemen hebben geen kelkbladeren, of meerdere stampers. Die grote diversiteit maakt de natuur mooi. Maar als je het allemaal wilt leren dan maakt die diversiteit het natuurlijk ook heel complex.

Een gewone boterbloem ziet er door een loep heel anders uit (Hanneke dank je voor de foto.)
Een gewone boterbloem ziet er door een loep heel anders uit. (Hanneke dank je voor de foto)

Geef een reactie